Bij analoge transmissie worden continu wisselende spanningen overgedragen.
Bij een digitale transmissie wordt geen spanning meer verzonden, maar numerieke waarden die overeenkomen met de spanningswaarden.
Analoog zijn bijvoorbeeld: eindversterker, grammofoonplaat, band, cassetterecorder, meestal televisie via antenne, televisie via analoge satellietstemmer Digitaal zijn bijvoorbeeld: CD, DVD, SACD, televisie via digitale satelliettuner, gegevensopslag in pc's.